AMSTERDAM – VVD-leider Dilan Yeşilgöz criminaliseert de sit-ins die pro-Palestijnse demonstranten maandag op treinstations willen houden. En daarmee zet ze eigenlijk het conflict voor maandagavond al klaar. Zo reageerde burgemeester van Amsterdam Femke Halsema zondag in het televisieprogramma Buitenhof op opmerkingen van Yeşilgöz eerder op de dag.
De fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer zei zondag dat de pro-Palestijnse demonstraties op treinstations maandag, een jaar na de Hamas-aanval in Israël, antisemitisch zijn. Yeşilgöz, die eerder minister van Justitie en Veiligheid was, stelde dat de demonstranten met hun sit-ins bedoeld of onbedoeld de terreurgroep Hamas legitimeren.
Volgens Halsema zet de oud-minister hiermee lokale bestuurders met de rug tegen de muur. “Het zijn demonstraties, zo zijn ze aangekondigd, tegen de Israëlische regering en het gedrag van de Israëlische regering in Gaza en op andere plekken. Dat is een legitiem en binnen de wet vallend demonstratierecht.”
Vreedzaam recht
Dat Yeşilgöz met haar uitspraken volgens Halsema het conflict voor maandagavond al klaarzet, gaat er volgens de Amsterdamse burgemeester voor zorgen dat er woede zal zijn dat er toch gedemonstreerd is. Maar zolang de demonstranten anderen doorlaten, anderen niet intimideren en er geen verboden uitingen zijn, dan maken ze gebruik van hun vreedzaam recht, aldus Halsema. “Dat moeten ze kunnen doen. En wij, als gezag in de steden, moeten niet in de positie gebracht worden dat we moeten optreden tegen mensen die gewoon gebruikmaken van hun vrijheid van meningsuiting.”
Halsema zegt dat “wij” hulp nodig hebben vanuit Den Haag. “En geen tegenstand.” Juist in een periode dat de rechtsstaat onder druk komt te staan, zowel internationaal als binnen de landsgrenzen, moet de rechtsstaat verdedigd worden, vindt ze. “Wij als lokaal gezag moeten daar garant voor kunnen staan. We moeten er ook garant voor kunnen staan dat als mensen willen demonstreren en uiting willen geven, ook morgen, aan hun solidariteit bijvoorbeeld met Palestina, ze dat in vrijheid kunnen doen, zonder dat ze veroordeeld kunnen worden en zonder dat wij als bestuurders met onze rug tegen de muur worden gezet.”