DEN HAAG – In Nederland zijn ongeveer 2,7 miljoen mensen lesbisch, homoseksueel, bi-plus, transgender, queer, intersekse of aseksueel (lhbtqia). Dat komt neer op bijna 18 procent van alle Nederlanders van 15 jaar en ouder. Het is de eerste keer dat statistiekbureau CBS met een schatting over deze groepen komt. Vrijdag is Coming-Outdag.
Ongeveer 2,5 miljoen mensen hebben volgens de onderzoekers “een niet-heteroseksuele oriëntatie”. Zij zijn lesbisch, homoseksueel of biseksueel. Daarnaast zijn ongeveer 151.000 mensen transgender, non-binair of genderqueer. Mensen die non-binair of genderqueer zijn, identificeren zichzelf niet als man of vrouw, maar zij kunnen zich wel aangetrokken voelen tot iemand met hetzelfde fysieke geslacht of een ander geslacht. Ongeveer 45.000 mensen zijn intersekse. Zij hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken.
Ongeveer 272.000 mannen zijn homoseksueel en ongeveer 106.000 vrouwen zijn lesbisch. Het grootste deel, bijna 1,7 miljoen mensen, is bi-plus. Zij voelen zich aangetrokken tot meer dan één gender, een groep waarvoor vroeger de term biseksueel werd gebruikt.
Volgens de onderzoekers zijn lhbtqia’ers over het algemeen jonger dan de gemiddelde Nederlander en wonen ze relatief vaak in de grote steden.