DEN HAAG – Het kabinet laat onafhankelijk onderzoeken of het huidige kader van het demonstratierecht nog voldoende aansluit bij de actuele ontwikkelingen. Aanleiding hiervoor is het toenemende aantal protestacties waarbij demonstranten vaak bewust de grenzen van het recht opzoeken of overschrijden of waarbij andere grondrechten of de nationale veiligheid in het gedrang kunnen komen.
Minister De Jonge van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Yeşilgöz van Justitie en Veiligheid laten dit vandaag weten aan de Tweede Kamer. De ministers zijn voornemens dit onderzoek via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) uit te laten voeren.
Minister De Jonge: “Iedereen moet kunnen demonstreren. Ik sta voor het demonstratierecht, zonder kan een democratie niet bestaan. Het demonstratierecht geeft iedereen de ruimte om de eigen boodschap met kracht over het voetlicht te brengen, maar biedt geen vrijbrief om doelbewust de regels te overtreden en de belangen van anderen aan te tasten. Als we hiervoor wegkijken, lopen we het risico dat het draagvlak voor het demonstratierecht onder druk komt te staan. Er is nu weinig ruimte om een belangenafweging te maken tussen het demonstratierecht en andere grondrechten, waardoor de indruk ontstaat dat grondrechten van de één belangrijker zijn dan die van de ander.’’
Minister Yeşilgöz: “Vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstreren zijn belangrijke grondrechten. Daar staat het kabinet pal voor. We zien dat het overgrote deel van de demonstraties goed verloopt, dankzij de inzet van het lokale gezag en de demonstranten zelf. In de afgelopen periode zien we echter in toenemende mate protesten waarbij de grenzen van de wet worden opgezocht en worden overschreden. Dat is niet alleen schadelijk, het vraagt ook een grote inzet van politieagenten die niet in de wijken hun belangrijke werk kunnen doen”
Bij het onderzoek worden de instanties betrokken die zich dagelijks inzetten om demonstraties mogelijk te maken en veilig te laten verlopen: de burgemeesters, het OM en de politie. Het onderzoek richt zich op twee soorten situaties: acties waarbij demonstranten de grenzen van de wet bewust opzoeken of zelfs overschrijden en demonstraties waarbij andere grondrechten of de nationale veiligheid in het geding kunnen komen.
Demonstraties en het overtreden van de wet
Bepaalde groepen demonstranten overtreden steeds vaker bewust de wet. Vaak met als doel om zoveel mogelijk aandacht te krijgen en beleid hiermee te beïnvloeden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het blokkeren van een snelweg, het bezetten van delen van vliegvelden of het veroorzaken van gevaarlijke verkeerssituaties door brandstichting op of langs snelwegen. Dit leidt tot problemen, zo kunnen automobilisten het ziekenhuis niet bereiken of zorgen obstakels op de weg voor gevaarlijke situaties.
Bovendien vraagt het zoveel politie-inzet dat agenten uit het hele land moeten komen en niet voor andere overtredingen of misdrijven kunnen worden ingezet. De toename van dit soort demonstraties zien we ook in andere landen. Daarom willen we onderzoeken hoe andere landen deze demonstraties aanpakken, bijvoorbeeld door te kijken naar welke bevoegdheden (lokale en nationale) bestuurders en instanties daar hebben om demonstraties beheersbaar te houden, welke mogelijkheden andere landen hebben om op te treden tegen wetsovertredingen en welke waarborgen voor de bescherming van het demonstratierecht zij hebben.
Demonstraties versus andere grondrechten en de nationale veiligheid
Ook zijn er acties waarbij demonstranten niet direct regels overtreden, maar die wel op gespannen voet kunnen staan met de grondrechten van anderen. Bijvoorbeeld als het gaat om protesten bij woningen van politici of bij abortusklinieken. Zulke handelingen leiden mogelijk tot spanning met het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het lokale gezag kan een demonstratie nu beperken als dat noodzakelijk is in het belang van de verkeersveiligheid, de volksgezondheid of om wanordelijkheden te bestrijden of te voorkomen. Andere grondrechten kunnen daarbij maar beperkt worden meegewogen. Het onderzoek brengt in kaart hoe andere landen omgaan met demonstraties waarbij mogelijk grondrechten van anderen in het gedrang komen en welke mogelijkheden er zijn voor het lokale gezag om te handelen en een belangenafweging te maken.
Demonstraties kunnen in het uiterste geval ook gevolgen hebben voor de nationale veiligheid. Bij de door de burgemeester van Arnhem verboden koranschending, vanwege de vrees voor wanordelijkheden, werd ook gewezen op de mogelijke impact van een dergelijke schending op de nationale veiligheid. In het onderzoek wordt daarom ook bekeken hoe andere landen omgaan met nationale veiligheid als grond voor eventuele beperkingen van demonstraties. Bij dit onderzoek vormt de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het uitgangspunt.
Een van de verworvenheden van het Nederlandse constitutionele recht is dat het de overheid niet is toegestaan zich preventief te bemoeien met de inhoud van uitingen. Aan dit uitgangspunt wil het kabinet op geen enkele wijze tornen. Als uitgangspunt blijft tevens gelden dat handelingen van mensen of instellingen in het buitenland tegen (voorgenomen) demonstraties in Nederland nooit direct mogen leiden tot beperkingen aan rechten en vrijheden in Nederland, zoals het recht op demonstratie en het recht op vrije meningsuiting.