DEN HAAG – Bij de inzet van journalisten als agent voor de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) is er nog onvoldoende aandacht voor de veiligheidsrisico’s. Beide diensten moeten aanvullend beleid opstellen om de veiligheid van deze journalisten, met name in risicolanden, beter te verankeren. Dit staat in vrijdag gepubliceerde rapporten van de toezichthouder CTIVD.
De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) onderzocht alle operaties waarbij journalisten als agent door de MIVD en AIVD zijn ingezet in de jaren 2019 tot 2023. De journalisten in de kaartenbak van de AIVD hebben verschillende nationaliteiten en er zijn inlichtingen verzameld in en over verschillende landen. Journalisten die door de MIVD zijn ingezet, wonen in het buitenland en hebben een buitenlandse nationaliteit. Aantallen noemen de rapporten bewust niet.
Aanleiding voor het onderzoek van de toezichthouder was de publieke en politieke discussie die in 2022 ontstond of een verbod nodig is op het benaderen van journalisten door inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Incomplete dossiers
Volgens de toezichthouder is er geen aanleiding om te veronderstellen dat journalisten onder druk zijn gezet om te werken als agenten. Bij het rekruteren kan het zijn dat ze aanvankelijk niet weten dat ze met de AIVD spreken en daar onbewust van zijn. Dit mag alleen in uitzonderlijke situaties, staat in de aanbevelingen, omdat journalisten zelfstandig moeten afwegen of het samenwerken met de AIVD opweegt tegen de risico’s.
Uit de toezichtsrapporten blijkt dat de medewerkers van de diensten zich inspannen om de inzet van journalisten zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen. Maar bij de MIVD stuitte de toezichthouder op incomplete dossiers over operaties. Er ontbrak informatie over de aansturing en verantwoording van agenten. Hier is de MIVD tekortgeschoten, vindt de toezichthouder. “Onvolledige dossiervoering levert risico’s op voor het naleven van de zorgplicht voor de betreffende agenten.”
De diensten moeten binnen zes maanden aanbevelingen opvolgen op het gebied van beleid en werkinstructies bij het inzetten van journalisten. Het mag niet bekend worden dat een journalist werkzaam is als agent voor de diensten. Voor de bronnen van de journalisten geldt dat beide diensten nog niet hebben vastgelegd hoe ze moeten omgaan met extra veiligheidsrisico’s en de bescherming van de identiteit van deze bronnen.