ARNHEM – De rechtbank veroordeelt een 32-jarige vrouw uit Nijmegen tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor het doden van haar één dag oude baby.
De vrouw kwam de dag na de bevalling in het ziekenhuis thuis en deed haar dochter in bad. Op dat moment kwam de kraamverpleegkundige met haar stagiaire de kamer in. Op grond van de verklaringen van deze getuigen stelt de rechtbank vast dat het kindje alleen in het badje lag, met haar hoofd onder water. De vrouw had het kindje niet vast en had haar rug naar het badje gekeerd.
Enkele uren nadat het kindje uit het badje werd gehaald overleed zij. Toen de politie arriveerde, was het kindje al blauw en koud. Uit forensisch onderzoek door een patholoog volgt dat de dood van het kindje kan worden verklaard op basis van verdrinking met een uitgesteld overlijden. Ook onderkoeling kan hebben bijgedragen aan het overlijden. Van een andere doodsoorzaak is niet gebleken.
De door de patholoog beschreven doodsoorzaak past bij de verklaringen van de kraamverpleegkundige en haar stagiaire en bij de bevindingen van de politie. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de baby is overleden als gevolg van de onderdompeling in het badje.
De gedragingen van de vrouw, het loslaten van de één dag oude baby in het water en het afwenden van het badje, kunnen, nu hiervoor geen enkele plausibele verklaring is gekomen – volgens de rechtbank niet anders dan bewust zijn gebeurd. De rechtbank concludeert daarom dat de vrouw haar baby opzettelijk heeft gedood.
De vrouw maakt zich hiermee schuldig aan een buitengewoon ernstig strafbaar feit. De pasgeboren, nog weerloze baby was voor haar welzijn en verzorging volledig afhankelijk van haar moeder. De rechtbank rekent het de vrouw aan dat zij de baby niet de geborgenheid en veiligheid heeft geboden die zij nodig had en waar zij recht op had.
De rechtbank heeft geen antwoord kunnen krijgen op de vraag waarom de vrouw haar dochter heeft gedood. Het is onduidelijk gebleven wat verdachte hiertoe heeft gebracht. De vrouw ontkende van meet af aan iets met de dood van haar dochter te maken te hebben gehad. Uit onderzoek door een psycholoog bleek verder dat geen sprake was van een psychische stoornis bij de vrouw. Gezien deze omstandigheden en gelet op de ernst van het delict, kan niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een lange gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de vrouw. Zij is vanuit Somalië gevlucht en is de Nederlandse taal niet machtig. Ook kan zij niet lezen en schrijven. In detentie leeft de vrouw daardoor in isolement. Dit maakt een detentie voor haar in het bijzonder zwaar, zwaarder dan voor een gemiddelde gedetineerde. Daarbij moet zij leven met het verlies van haar dochter en met het feit dat zij verantwoordelijk is voor haar dood. De rechtbank legt aan de vrouw een gevangenisstraf op van 6 jaar. De straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.