ARNHEM – Een 49-jarige man die veroordeeld is voor de moord en verkrachting van een vrouw in 1994 (‘Puttense moordzaak’) en onder meer de doodslag op een andere vrouw in Rijswijk in 2005 komt niet vervroegd vrij.
De man werkt niet mee aan persoonlijkheidsonderzoeken. Daardoor is het niet mogelijk om een pakket van voorwaarden samen te stellen, waarmee een eventueel risico op herhaling tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden ingeperkt. De man moet zijn volledige resterende straf van ruim 3,5 jaar uitzitten in de gevangenis.
De man is, nadat eerst twee andere mannen onschuldig waren veroordeeld voor de verkrachting en moord uit 1994, uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar en 6 maanden. Later is hij veroordeeld voor onder meer de doodslag in 2005, waarvoor hij een gevangenis straf van 4 jaar en 6 maanden kreeg. In totaal zit de man een gevangenisstraf van 20 jaar uit, de (destijds) maximale tijdelijke gevangenisstraf voor deze delicten. Deze zaken hebben destijds veel maatschappelijke onrust veroorzaakt.
Volgens de oude regeling over voorwaardelijke invrijheidstelling komt iemand in aanmerking voor vervroegde invrijheidstelling als diegene twee derde deel van de gevangenisstraf heeft uitgezeten. Het OM kan voorwaarden verbinden aan die invrijheidstelling om het risico op herhaling (recidive) te beperken. De rechtbank kan beslissen om de vervroegde invrijheidstelling uit te stellen of niet toe te kennen als blijkt dat het niet mogelijk is om voorwaarden op te leggen waarmee het recidiverisico voldoende wordt beperkt.
In 2022 stelde de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling uit tot 25 juli 2024, omdat er vanwege de weigerende houding van de man geen onderzoek had kunnen plaatsvinden naar eventuele psychische problematiek en een eventueel daaraan verbonden recidiverisico.
Vanwege de onveranderde situatie heeft de officier van justitie de rechtbank nu verzocht om de voorwaardelijke invrijheidstelling in zijn geheel achterwege te laten en de man zijn volledige straf te laten uitzitten.
De rechtbank stelt vast dat er geen onderzoek meer is verricht naar de psychische gesteldheid van man. Hij is vasthoudend in zijn weigering om hieraan mee te werken en daarmee is de situatie onveranderd gebleven. Dat betekent dat er geen inzicht is in eventuele psychische problematiek. De rechtbank vindt dit inzicht wel noodzakelijk. Bij de huidige stand van zaken is geen helderheid over de aanwezigheid van actuele recidiverisico’s. Daardoor zijn geen interventies of maatregelen te treffen die dergelijke risico’s zouden kunnen beperken.
De rechtbank is van oordeel dat het niet verantwoord is op dit moment voorwaardelijke invrijheidsstelling te verlenen. Controlegerichte voorwaarden (zoals bijvoorbeeld een enkelband) zijn niet gericht op recidivevermindering en volstaan volgens de rechtbank daarom niet. De vastberaden en consequente opstelling van de man, maakt het opleggen van maatregelen gericht op het verminderen van recidiverisico’s onmogelijk en het is niet te verwachten dat daarin verandering komt.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de man op enig moment vrij komt zonder behandeling en zonder dat de rechtbank recidivebeperkende voorwaarden kan verbinden aan die vrijlating. De rechtbank is van oordeel dat de enige vorm van recidivevermindering kan worden gevonden in het volledig uitzitten van de opgelegde detentie.