DEN HAAG – Transportondernemers die internationaal onderweg zijn als eigen rijder, mogen in 2025 een vast bedrag van € 50,00 per gereden dag als verblijfskosten aftrekken van hun winst. Dit bedrag is door de Belastingdienst officieel vastgesteld en geldt voor internationale ritten die langer dan 24 uur duren of onder specifieke voorwaarden ook voor kortere ritten buiten een straal van 50 kilometer van het woonadres.
De regeling is bedoeld voor eigen rijders die hun winst aangeven via de inkomstenbelasting. Ondernemers die aangifte doen voor de vennootschapsbelasting vallen buiten deze regeling.
Voorwaarden voor aftrek
Om in aanmerking te komen voor de regeling, moet de rit:
- langer dan 24 uur duren én een bestemming buiten Nederland hebben, of;
- op meer aaneengesloten dagen plaatsvinden buiten een straal van 50 km van het woonadres van de transportondernemer.
Daarnaast moet het aantal gereden dagen onderbouwd kunnen worden met bijvoorbeeld tachograafgegevens, rittenstaten of facturen. De vertrek- en terugkomdag tellen elk als een halve dag. Bewijsstukken van verblijfskosten hoeven niet te worden bewaard als gebruik wordt gemaakt van het vaste dagbedrag.
Historie van de bedragen
De Belastingdienst past het bedrag jaarlijks aan. De afgelopen jaren zag de ontwikkeling er als volgt uit:
2021: € 39,50
2022: € 41,50
2023: € 45,00
2024: € 48,00
2025: € 50,00
Alternatief: werkelijke kosten
Eigen rijders kunnen er ook voor kiezen om de werkelijke verblijfskosten af te trekken. Hiervoor moeten zij kunnen aantonen dat de werkelijke kosten hoger waren dan het vaste dagbedrag én dienen zij de bijbehorende bewijsstukken te bewaren.