DEN BOSCH – De rechtbank Oost-Brabant heeft een 28-jarige man uit Eindhoven veroordeeld voor het geven van een opdracht om zwaar vuurwerk af te steken bij twee woningen in zijn woonplaats. Hij krijgt een celstraf van twee jaar.
Een 21-jarige plaatsgenoot krijgt drie jaar celstraf voor onder andere zijn aandeel in het geheel. Ook een 23-jarige Eindhovenaar (540 dagen cel, waarvan 344 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur) en een 18-jarige vrouw uit Waalre (180 dagen jeugddetentie, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uur) zijn veroordeeld voor betrokkenheid.
De oudste verdachte gaf de 21-jarige tussenpersoon opdracht om bij de woningen een cobra te laten ontploffen. Deze jongeman schakelde daarvoor de vrouw in. Zij haalde op haar beurt de 23-jarige over om haar die avond rond te rijden.
De vrouw nam de twee cobra’s en de adressen aan van de tussenpersoon en reed met de chauffeur door naar de woningen. Ze stapte daar uit, plakte bij de eerste woning met ducttape een cobra aan een raam en stak die aan. Vervolgens reden ze naar de tweede woning waar de vrouw hetzelfde deed. Het bleef bij materiële schade, ondanks dat er in beide woningen een persoon thuis was. De chauffeur reed de vrouw tenslotte weer naar de tussenpersoon, die haar namens de opdrachtgever een vergoeding gaf.
Bij het bepalen van de straffen houdt de rechtbank er rekening mee dat het zware vuurwerk aan het raam van twee woningen in een woonwijk werden afgestoken. Dit soort acties komt de laatste jaren steeds vaker voor en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. De explosies veroorzaken grote schade en zorgen voor angst en onrust in de maatschappij. In dit geval was er niet alleen materiële schade, maar zijn ook personen in gevaar gebracht. Volgens de rechtbank was er geen sprake van levensgevaar.
De opdrachtgever heeft een uitgebreid strafblad en is eerder tot een langdurige celstraf veroordeeld. Het is zorgwekkend dat zijn gedrag hierdoor niet is veranderd. Naast de celstraf van twee jaar moet hij ook nog 400 dagen uitzitten van een eerdere voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dit omdat hij tijdens de proeftijd daarvan het strafbare feit heeft gepleegd waarvoor hij nu wordt veroordeeld.
De tussenpersoon was betrokken bij het doorgeven van de opdracht, het leveren van de cobra’s en het betalen van de vergoeding namens de opdrachtgever. Daarnaast had hij op een later moment in de openbare ruimte een vuurwapen en munitie bij zich. Elders bewaarde de man ook nog elf cobra’s en zes kilo (extreem explosief en gevaarlijk) flitspoeder. Om die reden krijgt hij de zwaarste straf opgelegd.
De chauffeur kampt met psychische problemen en krijgt daarom, naast een celstraf van ruim zesenhalve maand, die hij tijdens zijn voorlopige hechtenis al heeft uitgezeten, een voorwaardelijke celstraf met als bijzondere voorwaarden meewerken aan ambulante behandeling, begeleid wonen en dagbesteding en een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast krijgt hij zijn inbeslaggenomen auto niet terug.
Ook bij de vrouw is sprake van psychische problemen en zij is daarvoor inmiddels in behandeling bij de GGzE. Ze heeft spijt van haar daden en laat merken dat zij daarvoor verantwoordelijkheid wil nemen. Het is onwenselijk dat een lange detentie haar hulpverleningstrajecten en de benodigde behandeling doorkruisen. Ze hoeft daarom niet terug in jeugddetentie; het onvoorwaardelijke deel van haar straf zat ze al uit in voorarrest. Daarbij krijgt ze onder meer een meldplicht bij de jeugdreclassering, moet ze blijven meewerken aan de begeleiding en hulpverlening van GGzE en Novadic-Kentron en mag ze geen contact opnemen met de medeverdachten.