DEN HAAG – Er is geen reden de Nederlandse Staat een dwangsom van 50.000 euro op te leggen voor elke dag dat de Staat het verbod F35-onderdelen naar Israël te laten vervoeren, overtreedt. Dat volgt uit een uitspraak in kort geding bij de rechtbank Den Haag.
De rechter oordeelt dat de veroordeling die het gerechtshof Den Haag in februari 2024 uitsprak, een beperktere reikwijdte heeft dan eiseressen in het kort geding stellen. Dat de Staat zich niet aan het verbod houdt of niet de bedoeling heeft het verbod na te blijven leven, is niet gebleken.
Het hof veroordeelde de Staat op 12 februari 2024 om uiterlijk binnen zeven dagen iedere uitvoer en doorvoer van F-35 onderdelen met eindbestemming Israël te staken. Oxfam Novib, Vredesbeweging PAX Nederland en The Rights Forum zijn van mening dat de Staat dit verbod overtreedt en hebben dit kort geding aangespannen om op de veroordeling van het hof een dwangsom te laten zetten.
Volgens de stichtingen komt de Staat de veroordeling niet na omdat de Staat de doorvoer en uitvoer van F-35 onderdelen alleen verhindert als vaststaat dat deze Israël als eindbestemming hebben. De Staat heeft niet ook de door- en uitvoer van F-35 onderdelen naar andere staten, zoals de VS, gestaakt.
Sommige van deze vanuit Nederland geleverde onderdelen komen via een omweg alsnog terecht in F-35’s, die voor Israël zijn bestemd of waarover Israël beschikt. Volgens de stichtingen is de strekking van de beslissing van het hof dat de Staat dat ook zou moeten verhinderen. Aan het verbod van het hof zou daarom alsnog een dwangsom van 50.000 euro per dag verbonden moeten worden, dit als duidelijke prikkel tot nakoming van de beslissing van het hof.
De kortgedingrechter stelt eerst vast hoe de ontwikkeling en productie van de F-35 plaatsvindt en daarna hoe F-35 (reserve)onderdelen terecht komen bij landen die over de F-35 beschikken. Deze onderdelen komen, na levering daarvan aan de VS, eerst terecht in de zogenoemde ‘Global Spares Pool’. Dat is een door de F-35 landen aangehouden gezamenlijke voorraad reserveonderdelen. Van daaruit worden deze door de VS geleverd aan en opgeslagen in hubs, zoals in Woensdrecht, van waaruit levering plaatsvindt aan landen die over de F-35 beschikken, waaronder Israël.
De voorzieningenrechter stelt vast dat alleen deze laatste schakel is beschreven in het arrest van het hof. Het hof heeft niets gezegd over het traject dat onderdelen afleggen via andere landen (zoals de VS) ten behoeve van de productie van de F-35 of van de Global Spares Pool. Dit is volgens de voorzieningenrechter ook begrijpelijk omdat het hierover in de procedure bij het hof ook niet is gegaan. Dat had volgens de voorzieningenrechter wel voor de hand gelegen als de veroordeling zo ver zou strekken als Oxfam Novib c.s. stellen.
Tijdens dit kort geding is duidelijk dat partijen uiteenlopende visies hebben op de mogelijkheden voor de Staat om invloed uit te oefenen op de route die uit Nederland afkomstige onderdelen afleggen nadat deze aan het F-35 samenwerkingsverband in de VS zijn geleverd. De diverse punten waarover partijen in dit kader van mening verschillen zijn bij het hof in het geheel niet aan de orde gekomen. Om hierover een afgewogen oordeel te kunnen vellen, was dat wel noodzakelijk geweest.
Dat brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de stichtingen een te ruime uitleg geven aan de veroordeling van het hof. Niet is gebleken dat de Staat de veroordeling van het hof, zoals de rechter die uitlegt, niet nakomt of niet na wil komen. De vorderingen van de stichtingen worden daarom afgewezen. Het verbod dat het hof aan de Staat heeft opgelegd blijft vanzelfsprekend wel in stand, maar op overtreding staat geen dwangsom.
Blijf altijd op de hoogte van het laatste nieuws uit de transportsector!
Abonneer u gratis op een van onze nieuwsbrieven:
Nieuws: Dagelijks rond lunchtijd ontvangt u een overzicht van het laatste nieuws uit de transportsector.
Business: Elke vrijdag rond 12.00 uur brengen wij u het belangrijkste business-gerelateerde nieuws.
Schrijf u nu in en mis niets meer!