LEEUWARDEN – Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft de schipper, tevens eigenaar, van het schip met de naam ‘Risico’ veroordeeld voor dood door schuld. Het hof legt aan verdachte een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op.
Op 31 augustus 2022 heeft er op de Waddenzee een dodelijk ongeval plaatsgevonden aan boord van een zeilend passagiersschip. Hierbij is de giek van dat schip gebroken en op het hoofd van het 12‑jarige slachtoffer terecht gekomen. Zij is hierdoor ter plekke overleden.
Uit onderzoek is gebleken dat het breken van de giek is veroorzaakt door houtrot. In de giek zaten al langere tijd meerdere windscheuren. Doordat er regenwater in deze scheuren is gelopen dat er niet meer uit kon, is het hout vochtig geworden en is houtrot ontstaan. Hierdoor was de giek dusdanig verzwakt dat deze niet meer in staat was om de reguliere belastingen die tijdens het zeilen op een giek werken op te nemen en is deze tijdens een gijp gebroken.
De verdachte is eigenaar en schipper van het schip. In die hoedanigheid rust op hem een zware zorgplicht. Het is zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het schip in goede staat verkeert en dat zijn passagiers bij hem aan boord veilig zijn.
De verdachte wist dat er windscheuren in de giek zaten en was ook op de hoogte van het gevaar daarvan. De verdachte had als eigenaar en schipper van het schip deze scheuren nader moeten controleren, dan wel een expert moeten inschakelen om hiernaar onderzoek te doen. Dat heeft hij niet gedaan.
Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte onvoldoende heeft gecontroleerd of de giek nog in deugdelijke staat verkeerde. Daardoor heeft hij niet geconstateerd dat de giek ernstig was aangetast door houtrot. Ook was de tuigagekeuring van het schip verlopen.
Door onder die omstandigheden met het schip te gaan varen is het aan de schuld van de verdachte te wijten dat het slachtoffer is overleden. Het hof acht dood door schuld bewezen.
Door toedoen van de verdachte is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer. Het hof begrijpt dat geen enkele straf recht zal doen aan het verdriet dat hen is aangedaan.
Het hof is van oordeel dat sprake is van aanmerkelijke schuld. Met name daarom wijkt het hof af van de vordering van de advocaat-generaal, die zich op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van grove schuld. Zij had een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een beroepsverbod geëist.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Voor het opleggen van een beroepsverbod ziet het hof geen aanleiding.