HAARLEM – Het Openbaar Ministerie (OM) heeft een aangifte van discriminatie tegen Telegraaf columnist Ronald Plasterk geseponeerd. De aangifte werd gedaan naar aanleiding van een column die in de krant verscheen op 14 november 2024. Het OM heeft de aangifte en de column beoordeeld en concludeert dat de uitingen van Plasterk niet strafbaar zijn.
Aanleiding voor zijn column waren de gebeurtenissen in en na de Kristallnacht-herdenking van 2024 die samenvielen met de gewelddadige incidenten rondom de voetbalwedstrijd tussen Ajax en de Israëlische club Maccabi Tel Aviv. In zijn column schrijft Plasterk dat “Het antisemitisme dat altijd sluimert, is opgeflakkerd rond deze Kristallnacht”.
Ook schrijft hij dat “Nederlandse moslims een voorbeeld zouden moeten nemen aan Joden” en “Het zou verstandig zijn dat de moslims zich laten inspireren door de successen van hun Joodse broeders en zusters en zich daaraan optrekken.”
Volgens degene die aangifte heeft gedaan van discriminatie zou Plasterk daarmee de opvatting verkondigen dat Nederlandse moslims minder succesvol zijn dan de Joodse (mede)burgers en heeft Plasterk zich daarmee beledigend uitgelaten.
Het OM oordeelt dat de uiting “het zou verstandig zijn dat moslims zich laten inspireren door successen van hun Joodse broeders en zusters en zich daaraan optrekken” op zichzelf niet beledigend genoeg is om te kwalificeren als strafbare groepsbelediging. Ook de implicatie dat moslims minder succesvol zijn dan de Joodse (mede)burger, acht het OM onvoldoende krenkend om te kunnen concluderen dat hiermee het beeld dat over die groep bestaat, wordt aangetast.
De uiting “Het antisemitisme dat altijd sluimert, is opgeflakkerd rond deze Kristallnacht. De aanwezigheid van bijna een miljoen Nederlanders afkomstig uit moslimlanden zal zeker voor een deel debet hieraan zijn” acht het OM op zichzelf wel beledigend. Vervolgens moet het OM beoordelen of de uiting, in de context van het maatschappelijk debat, onnodig grievend is. Het OM is van oordeel dat dit niet het geval is.
Voor columnisten geldt dat zij een grotere vrijheid van meningsuiting hebben. Die vrijheid van meningsuiting is in beginsel ook van toepassing op uitingen die kunnen beledigen, choqueren of verontrusten. Plasterk neemt de beschuldiging aan het adres van de moslims als aanleiding voor zijn column, maar maakt in het vervolg van de column duidelijk dat hij het heeft over een minderheid van de moslims en dat slechts een deel van de islam gevaarlijk is.
Vervolgens komt hij tot het punt dat Joden en moslims “loten van dezelfde stam” zijn. Dat maakt dat, hoewel de column begint met een uiting die grievend is voor moslims, er later voldoende duidelijk wordt gemaakt dat het om een klein deel van de groep gaat. Daarmee valt de uiting niet onder strafbare groepsbelediging.