UTRECHT – De rechtbank Midden-Nederland legt geen straf op aan de politieagente die schoot op een auto die wegreed na een staandehouding in Rotterdam. Hoewel de agente schuldig is bevonden aan poging tot doodslag, is zij niet strafbaar.
Volgens de rechtbank handelde zij namelijk in de rechtmatige uitoefening van haar taak als politieagente én in overeenstemming met de geweldsinstructie voor agenten. Daarom wordt de agente ontslagen van alle rechtsvervolging.
Op 13 mei 2023 gaf de agente samen met een collega een auto in Rotterdam een stopteken, omdat de auto mogelijk betrokken was bij explosies in de stad. In de auto zaten drie mannen. Nadat er geen antwoord werd gegeven op de vraag of de bestuurder verboden spullen bij zich had, vroeg de agente aan een inmiddels ook ter plaatse gekomen collega of hij de inzittenden wilde fouilleren. De auto begon daarop plotseling hoge toeren te maken, maar bewoog nog niet. De agente dook met haar bovenlichaam via het raam aan de bestuurderszijde de auto in om de sleutel om te draaien, maar dat lukte niet.
De bestuurder van de auto bewoog op dat moment zijn rechterhand van de versnellingspook naar zijn linker broeksband en pakte, volgens de verklaring van de agente, iets in zijn broeksband vast. De agente is daarop direct teruggedeinsd uit het inmiddels al rijdende voertuig en heeft haar dienstwapen gepakt. Zij loste vijf schoten op de wegrijdende auto. De eerste twee kogels kwamen in het bestuurdersportier terecht, de andere drie aan de achterzijde van de auto. Geen van de inzittenden raakte gewond.
De agente heeft verklaard dat zij ervan overtuigd was dat de bestuurder van de auto een vuurwapen tegen haar wilde gebruiken toen hij zijn rechterhand naar zijn linker broeksband bewoog en daar iets vastpakte. Zij was hier niet alleen vanwege de aard van die beweging van overtuigd, maar ook vanwege alles wat zij daarvoor had gehoord en gezien. De auto zou mogelijk betrokken zijn bij de explosies in Rotterdam en de bestuurder had niet direct gevolg gegeven aan haar stopteken.
Ook verklaarde de agente dat één van haar collega’s verderop de woorden ‘vluchtgevaarlijk of vuurwapengevaarlijk’ gebruikte. Zij ging er daarbij van uit dat het over één van de inzittenden ging.
De rechtbank vindt de verklaringen van de agente aannemelijk, mede omdat deze worden ondersteund door getuigenverklaringen. Hoewel de agente niet daadwerkelijk heeft gezien dat de bestuurder een vuurwapen pakte, vindt de rechtbank het op grond van de feiten en omstandigheden én de beleving van de agente begrijpelijk dat zij daarvan overtuigd was. De agente kon en mocht dus menen dat de bestuurder van de auto een vuurwapen tegen haar wilde gebruiken. In zo’n situatie is een politieagent bevoegd om een vuurwapen te gebruiken.
De rechtbank is ook van oordeel dat de agente vijf keer mocht schieten op de auto. Er was op dat moment geen ander, minder ingrijpend geweldsmiddel inzetbaar waarmee het potentiële gevaar kon worden voorkomen en de omstandigheden lieten het niet toe een waarschuwingsschot te lossen. Daarnaast had de agente zich voorafgaand aan de eerste schoten net uit de rijdende auto weten terug te trekken, waardoor zij in een fractie van een seconde op deze situatie moest reageren.
Ook de laatste drie schoten, toen de auto al wat verder weg was, zijn volgens de rechtbank gerechtvaardigd. De agente wilde namelijk de auto stoppen, zodat de bestuurder kon worden aangehouden.
De rechtbank oordeelt dat de politieagente in de rechtmatige uitoefening van haar functie én in overeenstemming met de geweldsinstructie heeft gehandeld, waardoor de poging tot doodslag niet strafbaar is. De rechtbank ontslaat de agente daarom van alle rechtsvervolging.