DEN HAAG – Vorig jaar zijn er ongeveer 82.000 woningen bijgekomen, door nieuwbouw of de verbouw van andere gebouwen. Dat aantal ligt niet alleen lager dan in de zes jaar ervoor, maar is ook nog ver weg van het doel van 100.000 nieuwe woningen per jaar. Toch is “de dip in de woningbouw iets kleiner dan werd verwacht”, zo valt te lezen in de Staat van de Volkshuisvesting van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. “Maar het bouwtempo moet verder omhoog.”
De bouwdip is vooral het gevolg van de hoge rente en de stijgende kosten van onder meer bouwmaterialen. De verwachting is dat er ook dit jaar te weinig woningen bijkomen, pas in 2027 zal het aantal naar 100.000 woningen stijgen. Een productie van 100.000 woningen per jaar is van belang om de wooncrisis te lijf te gaan en is bovendien een afspraak in het akkoord van de regeringscoalitie.
“Het woningtekort blijft hoog. Maatregelen die we nu inzetten, werpen op zijn vroegst over enkele jaren hun vruchten af”, verklaarde woonminister Mona Keijzer. Zij richt zich vooral op “het wegnemen van belemmeringen voor nieuwbouw, zoals stapeling van lokale regels en procedures”.
Een mogelijk ingrijpende tegenslag is de uitspraak van de Raad van State van eind vorig jaar. Als een bedrijf met een nieuw project – of bijvoorbeeld een uitbreiding – stikstof gaat uitstoten, moet daar opnieuw een vergunning voor worden aangevraagd. Ook als de stikstofruimte eigenlijk al vergund was. De uitspraak is een nieuwe kopzorg voor het kabinet.
Donderdag debatteert de Kamer met Keijzer over volkshuisvesting, waarbij de gevolgen van de Raad van State-uitspraak ook uitgebreid aan de orde zullen komen.