ARNHEM – De kantonrechter oordeelt dat de verhoging van een boete aan een fietser uit Nijmegen die zijn mobiele telefoon in zijn hand vasthield niet onrechtmatig is.
De beboete fietser was het niet eens met de hoogte van de boete en stapte daarom naar de kantonrechter. Volgens de kantonrechter heeft de beboete fietser ook geen redenen aangevoerd om als rechter de boete te matigen. Het beroep van de beboete fietser is daarom ongegrond.
De zaak ging over een boete die was opgelegd aan de fietser omdat hij op 23 maart 2024 een mobiele telefoon had vastgehouden. De fietser kreeg een boete van 160 euro. Vóór 1 maart 2024 gold daarvoor nog een boetebedrag van 150 euro. Per 1 maart 2024 zijn de boetetarieven voor verkeersovertredingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) echter verhoogd.
De beboete fietser vond de verhoging van het tarief onrechtmatig, omdat deze verhoging voor een deel is bedoeld om de rijksbegroting dekkend mee te maken. Ook stelde hij dat de boete niet meer in verhouding staat met de ernst van de gedraging en met boetes die voor in het strafrecht worden opgelegd.
De kantonrechter oordeelt dat de verhoging van het boetetarief per 1 maart 2024 voor deze overtreding niet onrechtmatig is. Volgens de kantonrechter kan vanwege de verhoging van de tarieven er wel eerder een reden zijn om als rechter de boete te matigen, bijvoorbeeld vanwege persoonlijke omstandigheden. In deze zaak is er geen aanleiding om de boete te matigen, omdat de beboete fietser geen individuele omstandigheden heeft aangevoerd die daartoe aanleiding geven.