DEN HAAG – De Staat hoeft geen nadeelcompensatie te betalen aan zzp’ers in de culturele en creatieve sector voor de coronamaatregelen die zijn genomen tussen 2020 en 2022. Dat volgt uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag in een procedure die vakbond Kunstenbond en enkele zzp’ers hebben aangespannen tegen de Staat.
De Kunstenbond, een vakbond voor werkenden in de culturele en creatieve sector, heeft de procedure samen met een aantal in die sector werkzame zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) tegen de Staat aangespannen. Zij vinden dat de zzp’ers in de culturele en creatieve sector onevenredig hard getroffen zijn door de coronamaatregelen.
Zij verwijten de Staat dat deze zzp’ers onevenredig nadeel van de coronamaatregelen hebben ondervonden en dat zij onvoldoende zijn gecompenseerd. De zzp’ers vorderen een schadevergoeding voor de inkomsten die zij als gevolg van de coronamaatregelen hebben misgelopen.
De Staat is niet bereid extra compensatie te betalen in aanvulling op de steunpakketten die al zijn verstrekt.
In deze procedure staat niet ter discussie dat de betrokken zzp’ers ieder voor zich fors (financieel) nadeel hebben ondervonden van de coronamaatregelen die de Staat heeft getroffen. Dat betekent echter niet dat de Staat daarmee aansprakelijk voor die schade is, oordeelt de rechtbank.
Uitgangspunt van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is dat een ieder zijn eigen schade draagt. Hierop geldt een uitzondering als de nadelige gevolgen van een in het algemeen belang getroffen overheidsmaatregel, die buiten het normale maatschappelijke of bedrijfsrisico valt, onevenredig zwaar drukken op een beperkte groep burgers. In dat geval moet die beperkte groep aanspraak kunnen maken op nadeelcompensatie.
In deze procedure moet de rechtbank de vraag beantwoorden of ‘de zzp’ers in de culturele en creatieve sector’ een beperkte groep vormen. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is: zij vormen getalsmatig en wat betreft verscheidenheid een veel te grote groep.
Het verdelen van gemeenschapsgelden over grote groepen mensen in de samenleving is de taak van het kabinet en de wetgever. Daar gaat veelal een politiek debat aan vooraf en de gemaakte keuzes worden vastgelegd in democratisch tot stand gekomen wet- en regelgeving. Zo is dat ook gegaan bij de coronamaatregelen, met inbegrip van de steunmaatregelen.
Het is niet aan de rechter om die maatregelen en de daarmee samenhangende verdeling van gemeenschapsgelden naar eigen inzicht te veranderen. Ook niet als de toepassing van die wet- en regelgeving meebrengt dat bepaalde groepen in de samenleving daarvan meer nadeel ondervinden dan andere. Bovendien is niet aangetoond in vergelijking met wie of welke andere referentiegroep de zzp’ers in de culturele en creatieve sector onevenredige schade lijden als gevolg van de coronamaatregelen die alle Nederlanders hebben geraakt.
Een relevante referentiegroep kan niet de ‘gemiddelde’ Nederlander of de ‘gemiddelde’ zzp’er zijn. Het verwijt aan de Staat dat andere groepen in de samenleving meer steun hebben gehad dan de zzp’ers in de culturele en creatieve sector, vindt de rechtbank ongegrond. Voor zover de Staat bij het verstrekken van steunpakketten onderscheid heeft gemaakt tussen verschillende groepen in de samenleving, is dat op objectief te rechtvaardigen gronden gebeurd. De rechtbank wijst de vorderingen af.